maandag 30 september 2019

Nout Wellink is het oneens met opvolger Klaas Knot: Wil wel kijken naar rekenregels pensioenen

"Tot op heden is de zogenoemde rekenrente heilig bij het vaststellen van de dekkingsgraden"

Het kabinet moet de rekenregels voor de pensioenen opnieuw tegen het licht houden. Dat vindt Nout Wellink, oud-president van De Nederlandsche Bank. “Je moet naast de rente ook serieus onderzoeken of je niet een plukje rendement van de beurs kunt meerekenen bij de dekkingsgraden.” Wellink zei dat in het radioprogramma 1 op 1 met Sven Kockelmann. Tot op heden is de zogenoemde rekenrente heilig bij het vaststellen van de dekkingsgraden.

“Knot heeft gelijk volgens de huidige regels”, zei Wellink, “maar het is altijd de moeite waard om serieus naar de rekenregels te kijken. Misschien moet je de rendementen van de pensioenfondsen voorzichtig meenemen.” Wellink wijst ook op de rente-omgeving die aan het veranderen is door de beslissingen van de ECB, en het spanningsveld tussen hoge rendementen en lage rentes.


zondag 29 september 2019

Eduard Bomhoff – De Canadezen hebben wél een verstandige rekenrente

ABP, het grootste pensioenfonds van Nederland, moet maar eens ruggengraat tonen

Brief ontvangen van het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP): “De kans dat ABP de pensioenen volgend jaar moet verlagen is zeer waarschijnlijk.” Geen mooi Nederlands: een kans is groot of klein, niet ‘waarschijnlijk’ – maar een mooie inhoud is het ook niet. Verstuurd door het bestuur dat mijn pensioen sinds 2009 al met vijftien procent heeft verlaagd door niet te compenseren voor de inflatie van de afgelopen tien jaar. Het ABP heeft een bestuur met vertegenwoordigers van overheidswerkgevers, vakbonden en gepensioneerden. Op de website zien we een foto met een bondige uitspraak van elk bestuurslid. Veel bestuursleden spreken over ‘vertrouwen’ en hoe belangrijk dat is voor een pensioenfonds. Maar dat vertrouwen is moeilijk op te brengen voor zulke makke schapen.

Tenminste één mak schaap, Geraldine Leegwater, geeft les op een cursus aan de Erasmus Universiteit voor ‘Certified Pensioenexecutive Vermogensbeheer’ en was hoofd van het pensioenfonds van ABN Amro. Iedereen met zo’n deskundige achtergrond is bekend met de overzichten van de OESO van ‘s werelds grootste pensioenfondsen.
‘Het voorbeeld van Canada laat zien wat er fout is met de enkele rekenrente voor het ABP’


Het gemiddelde rendement wereldwijd van de nationale overheids-pensioenfondsen na aftrek van de inflatie en van de gemaakte kosten was 6,3 procent per jaar. Als het ABP dat gemiddelde zou hanteren was er geen enkele reden tot korten in 2020 en kon het ABP ook alle achterstand bij de vergoeding van de al opgetreden inflatie in een keer herstellen.
Maar dat mag niet van De Nederlandsche Bank, die een extreme rekenrente hanteert. 

Ik kon cijfers over de rekenrente vinden voor overheids-pensioenfondsen in Canada; die werken met twee rekenrentes.
De belangrijkste van die twee Canadese rekenrentes is 5-5,5 procent voor pensioenfondsen die – net als het ABP – pensioenen uitbetalen die zijn gekoppeld aan salarissen. Diezelfde pensioenfondsen in Canada moeten echter een tweede berekening doen met een veel lagere rekenrente, voor een scenario waarin het pensioenfonds morgen wordt opgeheven en alle bezittingen moet liquideren om er annuïteiten mee te kopen.

Het voorbeeld van Canada laat zien wat er fout is met de enkele rekenrente voor het ABP. Als we het ABP zouden moeten liquideren, hebben de gepensioneerden recht op een annuïteit ter hoogte van hun pensioen. De kosten van zo’n annuïteit hangen inderdaad af van de lange rente die in Nederland laag is (maar ook in Canada: 1,45 procent).

Zo’n lage rente is correct om een annuïteit uit te rekenen, maar als het pensioenfonds een going concern is – en Canada zal net als Nederland nog lang leerkrachten en andere overheidswerknemers nodig hebben – dan mag in Canada het pensioenfonds rekenen met een voorzichtig geschat feitelijk rendement op de bezittingen.

Nederlandse pensioenfondsen zouden beter het Canadese model kunnen volgen. Bedrijfspensioenfondsen in krimpende sectoren waar weinig nieuwe deelnemers zich aansluiten zouden moeten werken met een lage rekenrente die past bij de aankoop van annuïteiten wanneer het pensioenfonds inderdaad zou overgaan tot liquidatie.

Pensioenfondsen zoals ABP voor de overheid en het onderwijs en PFZW in de zorgsector houden een continue instroom van nieuwe deelnemers en hoeven dus niet de accountant gerust te stellen met een liquidatiescenario. Zulke pensioenfondsen kunnen veilig werken met een rekenrente die lijkt op het gemiddelde rendement uit het verleden. Bij het ABP was dat ongeveer 7 procent en daarmee zou de lucht direct zijn geklaard.

Rekenrente en pensioenen zijn niet het enige dilemma voor Den Haag. Er is stijgende weerstand tegen de enorme kosten van geforceerd afkoppelen van het aardgas, er is de vraag of atoomenergie toch niet de schoonste vorm van energie is en er is vorige week op straat een advocaat doodgeschoten.

Is het dan niet wijzer om de vredespijp te roken over de pensioenen? In totaal betalen de Nederlandse fondsen per jaar nog geen drie procent van hun bezit uit aan pensioenen. Als vanaf morgen alle premies zouden opdrogen en het belegde vermogen zou stagneren (onrealistische en super-sombere extreme aannames), is er nog voor 30 jaar buffer in de kas om de pensioenen uit te betalen.

We kunnen dus veilig de pensioenpan van het vuur halen en eerst een paar andere dringende problemen aanpakken.
Gelukkig zit ook Xander den Uyl in het bestuur van het ABP. Hij is geen financieel deskundige en had acht jaar nodig voor zijn studie economie, maar heeft ruim ervaring in de politiek.
Misschien is Den Uyl het er wel mee eens, dat de pensioenpan van het vuur kan. En zijn collega-bestuurslid Geraldine Leegwater is deskundig genoeg om te vragen of De Nederlandsche Bank nog andere landen kent waar de rekenrente zo extreem wordt gehanteerd, ook voor pensioenfondsen als ABP en PFZW waar geen reden is om te rekenen met een liquidatiescenario.

De Nederlandsche Bank is niet de enige partij in deze discussie. Prof Bernard van Praag waarschuwt al jaren tegen de extreme en internationaal afwijkende opvatting van DNB. Wat vindt het bestuur van het ABP van zijn kritiek? We weten het niet. Hoog tijd voor een eigen geluid van de pensioenfondsen.

Juist deze week komt er – tien jaar te laat – beweging in de discussie. Dan is de Canadese oplossing met een lage rente voor een liquidatie scenario en een rente van zo’n 5 procent voor fondsen met continuiteit een bruikbaar recept.

vrijdag 27 september 2019

Pensioenkortingen niet uit te leggen

De strenge rekenregels waar pensioenfondsen zich aan moeten houden, moeten worden versoepeld, zegt Corien Wortmann, bestuursvoorzitter van pensioenfonds ABP, vrijdag in gesprek met De Telegraaf.

De grote pensioenfondsen staan er momenteel zo slecht voor dat ze zeer waarschijnlijk moeten korten. De twee grootste pensioenfondsen hebben momenteel zelfs een dekkingsgraad van onder de 90 procent.

De dekkingsgraad geeft de verhouding aan tussen de pensioenverplichtingen en het geld in kas. Bij 100 procent is er precies genoeg geld in kas, bij alles daaronder zijn er te weinig middelen om de pensioenverplichtingen na te komen.

Kortingen zouden onbegrijpelijk zijn, zegt Wortmann. "Ons pensioenvermogen is in de afgelopen tien jaar verdubbeld en onze deelnemers hebben daar geen cent extra van gekregen".

De pensioenfondsen willen daarom dat er niet meer alleen met de extreem lage rekenrente wordt gerekend. Ze pleiten ervoor om ook de toekomstige rendementen op beleggingen mee te rekenen.

donderdag 26 september 2019

De omvang van de Nederlandse pensioensector blijft alsmaar toenemen

De omvang van de Nederlandse pensioensector blijft alsmaar toenemen. Samen hebben de 10 grootste pensioenfondsen van ons land inmiddels meer dan €1,1 biljoen in beheer, ruim €300 miljoen meer dan het Nederlands bruto binnenlands product (bbp).

De groeiende berg pensioengelden in Nederland ligt in lijn met de wereldwijde ontwikkelingen in de pensioensector. Volgens berekeningen van Willis Towers Watson beheren pensioenfondsen vandaag de dag meer dan $40.100 miljard aan vermogen (assets under management: AUM) – zes jaar geleden lag dat bedrag nog op $34.800 miljard. De enorme sprong in vermogen – meer dan $5.000 miljard – is vooral te danken aan de verbeterende aandelenmarkten, de opkomst van pensioenbewustzijn in de meer ontwikkelde landen en de groeiende volwassenheid van pensioenfondsen.
Nederland grote speler pensioenmarkt

Ongeveer de helft van de wereldwijde $40.100 miljard aan vermogen, wordt beheerd door de top 300 pensioenfondsen, waarbij de 20 grootste wereldwijde fondsen goed zijn voor een aandeel van 40%. Nederland is op het wereldtoneel een grote speler, en vormt de thuisbasis van twee van de tien grootste spelers in het pensioenlandschap.

Stichting Pensioenfonds ABP, beter bekend als ABP, is het pensioenfonds voor werknemers binnen de overheid en het onderwijs in Nederland. Het pensioenfonds heeft $462 miljard aan pensioenvermogen onder zijn beheer, voor ongeveer 3 miljoen deelnemers., waarmee het fonds wereldwijd de vijfde plek inneemt, terwijl PFZW – op de tiende plek wereldwijd – het Nederlandse fonds is voor zo’n 2,8 miljoen professionals in de zorg- en welzijnssector.



Na ABP en PZFW is het derde grote pensioenfonds in ons land, BpfBOUW, dat staat voor Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bouwnijverheid. BpfBOUW werd opgericht door organisaties van werkgevers en werknemers uit de bouw. Het fonds heeft $85 miljard aan pensioenvermogen in beheer. Iedereen die in loondienst werkt binnen de bouwsector doet verplicht mee aan de pensioenregeling van BpfBOUW.

Op plek vier staat het Pensioenfonds voor de Metaal en Techniek (PMT), dat uiteraard de pensioenregeling verzorgt voor de sector metaal en techniek. Hieronder vallen ook de segmenten motorvoertuigen- en tweewielerbedrijven en tankstations en wasbedrijven. Het pensioenfonds dat zo’n 1,3 miljoen deelnemers en 34.000 aangesloten werkgevers telt, is goed voor een beheerd pensioenbedrag van $83 miljard.

Het Royal Dutch Shell Pensioenfonds, de naam zegt het al, verzorgt het pensioenbeheer voor veel van de werknemers van de olie- en gasmaatschappij. Het betreft een ondernemingspensioenfonds, een aan de onderneming verbonden fonds waarin geld bijeen wordt gebracht voor de deelnemers. Eind 2018 telde het pensioenfonds ruim 33.000 deelnemers, goed voor een beheerd vermogen van $70 miljard.

Op plek zes staat het Pensioenfonds van de Metalektro (PME), dat de pensioenregeling verzorgt voor mensen actief in de elektrotechnische industrie. Het fonds telt zo’n 145.000 deelnemers en beheert in totaal zo’n $53 miljard. Opgericht in 1964, met $31 miljard aan beheerd vermogen en ruim 666.000 deelnemers, verzorgt het Pensioenfonds Vervoer (samen met ING en ABN AMRO op een gedeelde zevende plaats) de pensioenen voor de werkgevers en werknemers in de sectoren taxi-, touringcar-, beroepsgoederenvervoer en binnenbeurtvaartbedrijf.

De lijst van grootste Nederlandse pensioenfondsen worden gecompleteerd door de drie Nederlandse grootbanken, die elk een ondernemingspensioen aanbieden: ING, ABN AMRO en Rabobank. ING (bijna 14.000 actieve deelnemers) en ABN AMRO (ruim 17.000 actieve deelnemers) delen samen met Pensioenfonds Vervoer de zevende plek met elk $31 miljard aan beheerd vermogen. Rabobank sluit de top-10 af, met $30 miljard aan beheerd vermogen en ruim 26.000 actieve deelnemers.
Dreigende tekorten?

Grote pensioenfondsen staan de laatste maanden veelvuldig in de schijnwerpers, vooral door dreigende pensioentekorten die de fondsen mogelijk in hun pensioenuitkering zullen (moeten) gaan doorrekenen. Door de extreem lage rente moeten pensioenfondsen grotere buffers aanhouden, waardoor de dekkingsgraad gedrukt wordt. Dat betekent dat ze ondanks de goede resultaten die ze momenteel boeken een kritische grens naderen, waarop er hoe dan ook op de pensioenen gekort zal moeten worden.



Zoals het er nu voorstaat, bevindt de dekkingsgraad van vier van de vijf grootste pensioenfondsen – ABP, Zorg & Welzijn, PMT en PME (goed voor zo’n 8 miljoen deelnemers) – zich in de gevarenzone. Als de pensioenfondsen inderdaad gaan korten, dan kunnen ze op hoge weerstand rekenen vanuit de vakbonden. Het korten van pensioenen valt volgens de vakbonden gezien het onlangs gesloten pensioenakkoord en de berg aan beheerd vermogen simpelweg niet uit te leggen aan pensioengerechtigden.

De politiek houdt in deze kwestie vooralsnog de boot af. Zij geven aan dat pas eind 2019 zal blijken of er daadwerkelijk op de pensioenen gekort zal gaan worden. Een woordvoerder van het ministerie laat dan ook weten “niet op de zaken vooruit te lopen”.

woensdag 25 september 2019

Korten kan sneller gaan

De dreigende kortingen op de pensioenen kunnen sneller gaan dan tot nog toe aangenomen. Pensioenfondsen overwegen om kortingen niet over tien jaar, maar bijvoorbeeld over vier jaar uit te smeren. Het korten wordt er niet overzichtelijker op. Pensioenfondsen hebben de vrijheid om de kortingen binnen de wettelijke kaders toe te passen.

Een snellere korting betekent dat de koopkracht van gepensioneerden volgend jaar verder onder druk komt te staan. ANBO en ook de Pensioenfederatie waarschuwden daar al voor in hun commentaar op de Miljoenennota. Het Centraal Planbureau had de omvang en effect van de kortingen nog gerelativeerd – ten onrechte blijkt opnieuw.

ANBO is neutraal over de wijze van korten. Natuurlijk lijkt het aantrekkelijker om kortingen lang uit te smeren, maar kostenefficiency is ook in het belang van alle deelnemers. Bovendien vindt ANBO dat de reden van de korting moet worden aangepakt.


De versnelde korting zou aan de orde zijn bij de metaalfondsen PME en PMT, zo blijkt uit een publicatie in het vakblad PensioenPro van vandaag. De reden om sneller te korten is dat het uitsmeren over tien jaar administratief meer kost en zou kunnen leiden tot extra korting. Op dit moment zouden deze fondsen circa 8 procent moeten korten. Dat mag in tien jaar: 0,8 procent per jaar dus ofwel bij een uitkering van € 800 per maand € 6,40. Administratiekosten wegen zwaar op zo'n bedrag.

Hoe er zal worden gekort, is steeds slechter te overzien. Bij de metaalfondsen gaat het om een onherroepelijke korting als zij voor 31 december niet op 100 procent dekkingsgraad staan. Die kans is overigens inmiddels verwaarloosbaar. Zij moeten korten omdat zij na vijf jaar niet op 100 procent staan. De korting is kleiner dan voorheen, omdat in het pensioenakkoord de minimaal vereiste dekkingsgraad van 104,5 procent komt te vervallen.

Nog een extra complicatie: pensioenfondsen trekken voor alle nog werkende deelnemers in één keer de korting af. Maar dat betekent dat mensen die de komende jaren met pensioen gaan hun pensioen meteen al – zonder spreiding – lager zien worden, waar gepensioneerden nog enigszins worden ontzien met uitsmeren.

Voor de grootste fondsen, ABP en Zorg en Welzijn, geldt bovenstaande problematiek nog niet. Zij moeten de 'kritische dekkingsgraad' van 95 procent zien te bereiken voor 31 december. Halen ze dat niet, dan moeten ze tot die 95 procent korten. Deze kortingen zijn voorwaardelijk: mocht volgend jaar het herstel intreden, komen deze kortingen te vervallen. Maar eind 2020 staan zij mogelijk voor dezelfde problemen als de metaalfondsen.

Pensioenfondsen zijn inmiddels begonnen met het voorlichten van de deelnemers over de mogelijke kortingen. Hoe die uitvallen, wordt in de eerste maanden van 2020 bepaald aan de hand van de dekkingsgraad van 31 december 2019. Daadwerkelijk zal het korten vermoedelijk per 1 juli komend jaar gebeuren. ANBO raadt aan om de informatie op de websites en in nieuwsbrieven van pensioenfondsen nauwgezet te volgen.

maandag 16 september 2019

Dekkingsgraad pensioenfondsen daalt flink

De dekkingsgraad van twee grote pensioenfondsen is onder de 90 procent gekomen. Ambtenarenpensioenfonds ABP en Pensioenfonds voor Zorg en Welzijn (PFZW) hadden allebei een flinke daling in de dekkingsgraad in augustus. Daarmee is een korting op de pensioenen van veel Nederlanders weer dichterbij gekomen.

Ambtenarenfonds ABP zag zijn dekkingsgraad dalen tot 88,6 procent, van 93,9 procent in juli. Bij PFZW kwam de dekkingsgraad vorige maand uit op 89,8 procent. Dat was precies 5 procentpunt minder dan in juli. Bij metaalpensioenfonds PMT ging de dekkingsgraad omlaag naar 92,6 procent. De dekkingsgraad geeft aan in hoeverre fondsen aan hun verplichtingen, oftewel het uitkeren van pensioenen, kunnen voldoen.

Augustus was op de beurzen een moeizame maand, wat de waarde van de beleggingen van fondsen omlaagtrok. Daarnaast daalde de rente nog verder, waardoor de waarde van de verplichtingen toenam. De dekkingsgraad, oftewel de verhouding tussen de beleggingen en de verplichtingen, verslechterde als resultaat.

Branchevereniging Pensioenfederatie gaf eerder aan dat kortingen van 8 procent niet ondenkbaar zijn als er geen oplossingen komen. Minister Wouter Koolmees van Sociale Zaken zou met pensioenfondsen in gesprek gaan om dat voorkomen.

ABP noemt het steeds waarschijnlijker dat volgend jaar de pensioenopbouw en -uitkeringen omlaag moeten. 'Deelnemers zien dat er meer geld in kas is dan ooit tevoren, maar dat toch een verlaging van pensioen dreigt', zegt president-commissaris Corien Wortmann over de situatie. 'Dat is echt niet meer uit te leggen.'

'Pas in december gaan we peilen of we moeten korten, maar na de daling van de dekkingsgraad is de kans natuurlijk veel groter geworden', laat een woordvoerster van PFZW weten.